Aphyosemion calliurum

03 apr. 1999 21:58 | Geplaatst door Marcel |

Dit artikel is verschenen in Het Aquarium van april 1999, een uitgave van NBAT Nederland.

aphyosemion_calliurumAphyosemions bestaan er in vele soorten, ondersoorten en kleurvormen. Eén van deze Aphyosemion-soorten is de plantenlegger Aphyosemion calliurum. Deze is eenvoudig te houden en mooi van vorm en kleur. Toch is deze soort nooit enorm populair geworden,
wat moeilijk te begrijpen is, omdat deze vis met zijn roodbruine kleur en zijn contrasterende gele streamers in de vinnen, een aandachttrekkende verschijning is.

Ik kan niet anders dan simpelweg bekennen dat een naaste verwant van A. calliurum, namelijk A. australe, de bekende Kaap Lopez, nog mooier van snit is. Op de jaarlijkse KFN-tentoonstelling (Killi-Fish Nederland, red.) zijn dan ook prachtige exemplaren te zien met schitterend uitgegroeide vinstralen. Zo’n schitterend vinnenstelsel moet A. calliurum ontberen, waardoor hij toch een beetje wegvalt in de massa van kleurrijke soorten die het geslacht Aphyosemion rijk is.

Verzorging
Aphyosemion-soorten zullen een sterke verlichting vaak niet op prijs stellen. Er zijn echter verschillen, want alhoewel deze soort uit de tropische regenwouden komt, stelt ze toch niet al te veel eisen aan de verlichting. Of de vissen zich wel of niet terugtrekken tussen de
planten is meer afhankelijk van de drukte van de medebewoners en van de temperatuur.
Wanneer snelle scholenvissen het voedsel wegkapen, kunnen deze langzame zwemmers natuurlijk niets anders doen dan tussen de planten staan en toekijken.
Als dan in de zomer door de hoge temperaturen van tegen de 30 graden deze vissen nog langzamer worden, zullen ze vermageren totdat de dood erop volgt. Het kan dan toch wel van belang zijn een ventilator in de lichtkap te monteren om zo de warmte eruit te halen.

Wanneer de aquariumhouder een beetje oplettend is en wat extra aandacht wil geven, is een blik in het aquarium genoeg om te zien of de vissen ook vermageren. In dat geval
kunnen er meerdere voerplekken in het aquarium aangehouden worden, waardoor elke vis toch krijgt wat hem toekomt.
Dit moet niet al te zwaar ingezien worden, ik heb ze samen met Congozalmen (Phenacogrammus interruptus) en grote snoekjes als Aplocheilus lineatus samengehouden in een bak van 1,50 meter. Als deze vissen voer zien is het een en al beweging in de bak. Toch zijn mijn killi’s, met wat roerbewegingen van mijn hand, uitgegroeid van schuwe halfwas dieren tot mooie volwassen exemplaren.
De ene keer hingen ze schuw achterin, om even tot rust te komen, en dan stonden ze weer achter de voorruit te pronken. Dan zwommen ze weer weg met zwierige, bijna arrogante staartbewegingen. De naam calliurum betekent niet voor niets “met mooie staart”!
De bak was overigens spaarzaam beplant, alleen mijn eikenbladvarens wilden leuk groeien. Later heb ik nog wat halfwas exemplaren andere bak gehouden met meer schuilplaatsen en toen gedroegen ze zich schuwer, waardoor ze meer aandacht vroegen.

Het zijn vissen die per paartje gehouden worden. In de kweekbak is het mogelijk om meerdere paartjes samen te houden. De mannetjes zijn onderling niet enorm agressief; ze bijten niet eens in de vinnen van anderen. Wel zal er zich een dominant mannetje in het aquarium ontwikkelen. De rivaliserende mannetjes zullen hun vinnen spreiden tot de rug-, aars- en staartvin elkaar tot één geheel overlappen en ze zullen hun kieuwdeksels opzetten. Wanneer eenmaal vaststaat welke vis dominant is zal de rust weerkeren.

In de natuur leven ze vaak samen met Aphyosemions uit de bivittatum-groep, zoals A. bitaeniatum, A. bivittatum, A. riggenbachi of A. splendopleure, en met vertegenwoordigers uit het geslacht Epiplatys. Ook worden ze gevonden samen met scholenvisjes als Neolebias ansorgei, Barbus jae en Nannaethiops unitaeniatus.
A. calliurum geeft de voorkeur aan kleine watertjes, die meestal permanent van karakter zijn, zodat ze het droge seizoen meestal wel overleven. Deze watertjes zijn dan moerasachtige poelen en beekjes met laag water en veel organisch materiaal op de bodem.
Dit zal dan ook de reden zijn dat ze een voorkeur hebben voor lage bakken, waarin ze zich beter op hun gemak voelen. Ze zoeken deze lage watertjes op om geen gevaar te hoeven
duchten van roofdieren, die zich weinig in deze ondiepe watertjes vertonen.
In de natuur springen ze van het ene watertje naar het andere en in het aquarium zullen ze dit ook graag doen. Ze weten elk gaatje te vinden en verdwijnen ook graag in uw biologisch filter. Het is verstandig hoekjes en kiertjes dicht te stoppen door er stukjes plastic of watten tussen te drukken, of bij grotere openingen een netje te spannen. Ook
vanaf één cm grootte, zien ze dit als een leuke bezigheid.

Kweek
Deze soort is met de mop-methode te kweken. De eitjes moeten dan ongeveer 3 weken bewaard worden op vochtige turf in bijv. een boterkuipje.
Ook zijn ze met een pluk turfvezel te kweken, net als seizoenvissen. Zelfs oppervlaktevissen als Aplocheilus- en Epiplatys-soorten zijn zo te kweken.
Ze zetten makkelijk eitjes af en 100 eitjes in één week van één paar is mogelijk, wanneer ze goed en afwisselend levend voer krijgen. Met veel waterverversen zullen de jongen na
een halfjaar aardig uitgegroeid en uitgekleurd zijn. Bij mij is er nogal wat verschil in groeisnelheid, maar niet zoveel dat ze elkaar opeten. De nakomers zijn ook langzamer met het uitgroeien van de vinpunten.

Oude Artemia of inteelt?
Bij het selecteren van de nakweek wordt het enkele exemplaar met een kromme rug natuurlijk uitgevangen. Ditzelfde gebeurt ook met degene, die in de aarsvin of staartvin een rode band missen en met degene waarbij de rode stippellijnen op het lichaam vervaagd zijn tot vlekken. Vooral door deze laatste selectie komt het dan al gauw voor dat bij mij bijna de helft van de mannetjes en vrouwtjes afgemaakt moeten? Misschien
komt dit doordat de stam al aardig oud zou kunnen zijn, waarbij steeds weer vanuit dezelfde stam doorgekruist werd, broertje met zusje. Door deze inteelt kunnen de slechte eigenschappen erg sterk naar voren komen.
Ik heb nu een Fl-populatie (nakweek van wildvang), weer van Lagos, en bij dit paartje lopen de rode stippellijnen zeer mooi. Ik had de verwachting dat hier mooie nakweek van zou komen, maar in de kweekbak heb ik het vrouwtje dood laten jagen, waardoor
ik de stam ben kwijtgeraakt.

Bij andere diersoorten worden kweekprogramma’s opgezet om stammen gezond te houden, bijv. bij honden en vogels. Er is dan een continue uitwisseling van genen. Bij vissen gebeurt dit bijna niet. Toch weet ik dat de kweker van mijn eerste stam regelmatig vissen uitwisselde met andere kwekers. Maar misschien was dit niet afdoende, ik
neem aan dat dit komt doordat alles toch uiteindelijk van dezelfde wildvangvissen afkwam.
Voor mezelf trek ik de conclusie dat hoe ouder een stam wordt, hoe strenger er geselecteerd zal moeten worden om de stam zuiver te houden.
Misschien kwam het ook wel door slecht voeren; wanneer ik Artemia kweek doe ik met zo’n kweek meestal drie dagen. Na vier dagen zijn ze dood en moet ik een nieuwe kweek gebruiken. Maar op die derde dag zit er natuurlijk bijna geen voedingsstof
meer in de Artemia. Na één dag is de voedingswaarde van deze pekelkreeftjes zelfs al sterk teruggelopen. Dit komt doordat ze op hun eerste levensdag al enkele vervellingen doormaken. Hier gaat natuurlijk veel energie en dus voedingswaarde mee verloren.

Met mijn Artemia-kweekjes doe ik het nu dus anders. Wanneer zo’n kweek na anderhalve dag uitkomt, voeg ik er wat druppeltjes Liquifry aan toe, omdat hier voedingsstoffen in zit-
ten die ze uit het water kunnen filteren. Hier zouden ook andere middeltjes voor gebruikt kunnen worden, er zijn zelfs speciale middeltjes om Artemia op te kweken naar het volwassen stadium.
Ook gebruik ik deze nog maar één à twee dagen, wat dan misschien nog wel te lang is.
Ik wissel het nu ook af met azijnaaltjes, die ik wel eens edelgist geef, dat rijk is aan vitamine-B.

Geslachtsverhouding
Er wordt wel eens aangenomen dat de pH-waarde van invloed is op de geslachtsverhouding. Bij killi-liefhebbers is er de oude stelling dat de temperatuur
van invloed is op de geslachtsverhouding.
Herfst 1995 kweekte ik met deze vissen en liet de eitjes uitkomen bij een temperatuur van 17 (‘s morgens) tot 20 graden (‘s middags), met als resultaat 25 mannetjes en 5 vrouwtjes. Bij zo’n éénmalige kweek kon ik natuurlijk geen duidelijke conclusies trekken, tot ik een lezing volgde van de killikweker dhr. Van Mier, die 2 jaar lang van enkele
Aphyosemion-soorten de groeisnelheid e.d. had bijgehouden om zo de ideale opkweek-omstandigheden in kaart te brengen.
Hij had de ervaring dat een temperatuur van 18 tot 20 °C overwegend mannetjes tot gevolg had. Bij hogere temperaturen waren er weinig verschillen in de geslachtsverdeling. Ik heb mezelf nu voorgenomen nog wel eitjes op te gieten met koud water (± 15 graden), maar de jongen op te kweken in water van meer dan 20 graden om zo een mannenoverschot te kunnen voorkomen.
Toch komt het ook wel voor dat er bij killi’s vrouwenoverschotten zijn. Er zullen dan ook vast wel meer oorzaken zijn aan te wijzen voor mannen- of vrouwenoverschotten, zodat het wijzigen van de temperatuur niet altijd de remedie is.

Populaties
Aphyosemion calliurum komt voor van Zuid-Togo tot West-Kameroen (tot aan de Wouririvier).
Zoals van bijna elke Aphyosemion-soort zijn er ook van deze soort verschillende populaties in de vrije natuur te vinden. De populatie die ik houd is van Lagos, Nigeria, en valt op door wat oranje, dat loopt van de buik tot de staartvin. Met andere populaties ben ik niet bekend, maar er zal onderling wat kleurverschil zijn.
De populaties (dit geldt ook voor verwante soorten) moeten voor de kweek strikt gescheiden gehouden worden, anders wordt het een chaos. Kruisingen tussen de verschillende populaties kunnen zelfs onvruchtbaar zijn, alsof het verschillende soorten zijn. Ze staan dan qua erfelijk materiaal te ver van elkaar. Ook in de vrije natuur is het dan vanzelfsprekend onmogelijk dat er uitwisseling plaatsvindt tussen deze populaties. Dit geldt met name voor populaties uit Kameroen en populaties uit Nigeria; hun erfelijk materiaal is duidelijk verschillend.

Systematiek
Het geslacht Aphyosemion bestaat uit vele soorten die, voor zover dat wetenschappelijk mogelijk is, opgedeeld worden in groepen. De groep waar A. calliurum bij ingedeeld is wordt de calliurum-groep genoemd, waar ook de bekende Kaap Lopez, (A. australe) bij ingedeeld is. Verder horen bij deze groep ook nog A. ahli, de schuwe A. celiae, de niet-zwemmende (slecht-ontwikkelde zwemblaas) A. franzwerneri, A. heinemanni, A. pascheni en A. edeanum.
De soorten A. bochtleri en A. herzogi (één soort?) worden vaak aan deze groep toegevoegd, maar sommige wetenschappers zien deze twee soorten liever in een aparte groep ingedeeld.

Elektronisch killi’s houden
Killi’s zijn niet alleen als levende have in het aquarium te bewonderen, tegenwoordig kunt
u ze ook tegenkomen in elektronische vorm op het computerscherm. U een aansluiting op Internet hebt of iemand kent die zo’n aansluiting heeft en u hebt het geduld om te gaan internetten, kunt u de site van de KFN opzoeken. Deze is ondergebracht op de site van de A.K.A. en is genaamd “kfn.net”. Deze site bevat artikelen, een overzicht van de tentoongestelde en geveilde vissen op de afgelopen tentoonstelling en de beschrijving van
wat de KFN precies is. Dit is in het Engels en in het Nederlands opvraagbaar.
Hiervandaan kunt u verder gaan op de site van de A.K.A. waar meer artikelen
en foto’s te vinden zijn, maar dan alleen in het Engels.

Tot slot
In de handel wordt Aphyosemion calliurum een enkele keer aangeboden. Op de visbeurs van de KFN en ook op de Aqua-Terra-Marktdag worden ze tussen het enorme aanbod van Aphyosemions ook wel eens aangeboden en via de Visregistratie van de KFN kunt u er zeker aankomen. Meestal zal dit gaan om nakweek, maar een enkele keer komt er van deze soort Wildvang binnen.
Deze Aphyosemion is misschien niet zo spectaculair gekleurd als A. striatum of A. bitaeniatum, maar het kan niet allemaal goud zijn wat er blinkt. Ik vind het in ieder geval een aantrekkelijk gekleurde en gevormde vis, met een vreedzaam karakter. Ik hoop ik uw interesse voor deze weten op te wekken.

Literatuur:

Scheel (1990).
Atlas of Killifishes of the Old World,
Uitgeverij TFH Publications

R.H. Wildekamp (1981).
Killivissen,
Uitgeverij Zuidgroep B.V.

H. Frey (1984).
Het aquarium van A tot Z,
Uitgeverij Thieme, Zutphen